Archive for the ‘Ukraine’ Category

Hier zit ik dan op het dakterras van het Palmyra Palace. Een alleraardigst hotel in Jalta. Van die Kalasjnikovs, lynchpartijen en treurnis is voorlopig niets te merken. Eerder het tegenovergestelde. De zon schijnt uitbundig, de Zwarte Zee glinstert uitnodigend, de palmbomen wuiven zachtjes in de wind. De maaltijd van verse steak en een nogal zoetig lokaal wijntje maken het vakantiegevoel compleet.  

Ben net terug van een wandeling door het centrum van Jalta. Eerlijk gezegd, op het eerste gezicht leek het nogal op een Mediterrane badplaats. Ook hier een boulevard met winkels vol prullaria. Kermisachtige attracties. Terrassen, cafés, bars. Onder het toeziend oog van Lenin, dat dan weer wel. Zoals altijd en overal in Russische steden, kijkt hij stoer en streng vanaf zijn sokkel toe op het kapitalisme rondom. Om hem te treiteren hebben de lokale autoriteiten besloten recht voor zijn neus een McDonald’s te bouwen. Wellicht de reden dat hij behalve stoer en streng ook wat sikkeneurig kijkt. Overigens, de karakteristieke McDonald’s ‘M’ siert dan wel het straatbeeld, hier een Big Mac bestellen zit er niet in. De tent is gesloten. Als onderdeel van de Westerse sancties. Niet dat McDonald’s alle restaurants in heel Rusland heeft gesloten. Nee, natuurlijk niet. Dat zou te veel impact op het bedrijfsresultaat hebben. Alleen dit ene restaurant is gesloten. Dus moet ik de Krim zien te overleven zonder de consumptie van die ranzige burgertjes. Moet welhaast lukken. Lastiger zijn de consequenties van een soortgelijk, en even dubieus besluit, van Mastercard. Hier op de Krim kan ik mijn creditcard niet gebruiken. Niet om te pinnen. Niet om te betalen in restaurant of hotel. Geblokkeerd vanwege de Westerse sancties. Ik loop dan ook rond met een flinke stapel vers knisperende bankbiljetten. Met diezelfde creditcard uit een Moskous pinautomaat getrokken. Toch, ik kan me maar moeilijk voorstellen dat Poetin en de zijnen echt onder de indruk zijn van zulke maatregelen. Het lijkt meer een manier om de Krimse bevolking te straffen. En de sporadische Westerse toerist te pesten.

41f

Volgens de Russische propagandamachine stemde maar liefst 96,6% van de bevolking voor aansluiting bij Rusland. Eerlijk gezegd, zo’n meerderheid lijkt zeer onwaarschijnlijk. Vooral omdat ook nog wordt geclaimd dat ruim 80% van de bevolking heeft gestemd. Terwijl het percentage Russen op de Krim rond de 60 ligt, de rest bestaat vooral uit Krim-Tartaren en Oekraïners. En die laatste twee groepen staan niet meteen te springen op aansluiting bij Rusland. Tegelijkertijd, volgens Westerse media is het op het schiereiland kommer en kwel. Is de annexatie een schande voor de wereldvrede in het algemeen en de Krimse bevolking in het bijzonder.

Wat is waar? Wie heeft gelijk? Ik heb alvast geen idee. Maar wil het evengoed wel weten. Dus heb ik besloten mijn eigen, niet-representatieve, steekproef te organiseren. Hoe? Ik combineer het bestellen van een kopje koffie met de vraag wat de verkoper vindt van de aansluiting van de Krim bij Rusland. Hetzelfde wanneer ik een ijsje koop. Een fles bier bestel. Een taxi neem. Een museum bezoek.

Op deze manier heb ik de afgelopen dagen heel wat mensen naar hun mening gevraagd. En ik mag alvast verklappen, de reacties waren niet bepaald divers. Slechts één iemand mopperde een ‘nee’; niet geheel toevallig een Krim-tartaar die bij het paleis van de Khan in Bakhchisaray op een bankje zat te zonnen. Alle anderen mompelden iets positiefs of staken uitgebreid de loftrompet over Poetin en de annexatie. Een aantal souvenirverkopers wees trots naar de afbeeldingen op de T-shirts die zij verkochten. Een man gekleed in een Russische vlag die een man gekleed in de Amerikaanse vlag van achteren neemt. Met als begeleidende tekst op het T-shirt ‘dit is wat wij met jullie sancties doen’. Anderen praatten over investeringen en dat Rusland haar uiterste best doet en zal blijven doen van de Krim opnieuw een Russisch paradijs te maken. Van de Oekraïne moet niemand iets weten trouwens. Corrupt land met corrupte leiders. Dat Chroesjtsjov, in 1954, het schiereiland cadeau deed aan de Oekraïne werd afgedaan als een dronkemansactie. Dommigheid van een zuiplap. Ook het  plan dat de Oekraïense regering ooit lanceerde om het Oekraïens als nationale taal in te stellen, werd door menigeen flink verketterd. Het Russisch was, is en blijft hier de voertaal.

324

Mijn niet-representatieve conclusie op basis van mijn niet-representatieve enquête is dat Rusland ongetwijfeld met de cijfers heeft gesjoemeld. Al is dit, eerlijk gezegd, geen conclusie die ik mag trekken op basis van mijn onderzoek. Het is gebaseerd op mijn eigen vooringenomenheid en mijn oprechte twijfel over percentages van boven de 96 procent. Wel durf ik te stellen dat de Oekraïne niets te zoeken heeft hier op de Krim. Niet geliefd en niet gewenst. Eerder gehaat zelfs. De Krim is Russisch, zestig jaar Oekraïense invloeden hebben daarop totaal geen invloed gehad. Het is zoals de billboards, waarop Poetin pronkt, zeggen: Россия. Крымь. Навсегда. (Rusland. Krim. Voor altijd.).

 

Nieuws, het komt en gaat. Wat horen we tegenwoordig eigenlijk nog over de Krim? Bitter weinig. Verdrongen door belangrijker zaken als de vluchtelingencrisis en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Maar een paar maanden geleden domineerde de Krim, en zeker oostelijk Oekraïne, het nieuws. Toen was het er gevaarlijk. De mensen waren er ontstemd over de annexatie. De bevolking was verheugd over de Westerse reactie en de sancties opgelegd aan Rusland. Alles ademde treurnis. De Kalasjnikovs regeerden. Toen was de Krim een plek om te mijden. Als de pest. Zo ongeveer kan ik de berichtgeving in de westerse media samenvatten. En zo reageert mijn omgeving ook wanneer ik vertel dat ik met eigen ogen wil zien wat er gebeurt op de Krim. Vragende blikken. Enig hoofdschudden. Soms ronduit afwijzend. Zelfs een ‘wil-je-dood-vraag’ is mijn deel.

Op mijn beurt schud ik mijn hoofd. Geenszins ben ik zoiets van plan. Maar dat deze reacties mij overtuigen thuis te blijven is evengoed een illusie. Natuurlijk niet. Ik ben het namelijk zat te moeten horen dat de media overal ter wereld propaganda verkondigen. Behalve de onze. Ik erger me aan de eenzijdige berichtgeving van de Nederlandse media. Ik ben het beu te moeten luisteren naar bestuurders en leiders met bekrompen wereldse denkbeelden. Naar mannetjes en vrouwtjes die meningen ten gehore brengen over oorden waar ze nog nooit zijn geweest. Alsof zij het allemaal snappen. Alsof zij precies weten hoe de bevolking op de Krim denkt. Ik irriteer me aan het voortdurende prediken dat wij goed zijn en die anderen slecht. Of in ieder geval minder goed.

En dus ben ik op weg. Op naar die levensgevaarlijke Krim. Onderweg fantaseer ik over Kalasjnikovs. Over kogelregens. Over lynchpartijen. Ik denk na over Poetin; volgens velen de duivel in hoogsteigen persoon als het gaat over de Oekraïne en de Krim. Terwijl anderen in hem juist de verlosser zien. Ik mijmer over Jalta. Over Roosevelt en Churchill. Over de tsarenfamilie en hun liefde voor het schiereiland. Over de oorspronkelijke Tartaarse bevolking, die een wel heel roerige recente geschiedenis kent. Over Stalin, die woedend en achterdochtig als altijd, alle Tartaren, nog tijdens de Tweede Wereldoorlog, liet deporteren naar Oezbekistan, Kazachstan en Siberië. Op verdenking van collaboratie met nazi-Duitsland. Naar slecht Sovjetgebruik duurde de deportatie van een kwart miljoen mensen slechts enkele dagen. Over diezelfde Tartaren, die zo’n 50 jaar later, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, terugkeerden naar hun moederland. Waar ze heden ten dage letterlijk en figuurlijk knokken voor hun rechten. Ik droom van de bergen, de stranden, de zon en de lokale wijnen. En opeens besef ik me dat ik opgewonden ben. Nieuwsgierig. Ongeduldig. Ik wil de tegenstrijdigheid, die uit alle hoeken en gaten druipt, zelf ontdekken.

Toegegeven, ik ben lichtelijk nerveus wanneer ik aankom op het vliegveld van Simferopol. Hangt er hier een zekere spanning in de lucht? Of is het mijn eigen verbeelding? Die twee Russische gevechtsvliegtuigen die ik tijdens het taxiën aan mij voorbij zie gaan, dragen in ieder geval niet meteen bij aan de rust in mijn hoofd. Wanneer ik om me heen kijk, realiseer ik me dat mijn medepassagiers bepaald anders reageren. Ze kijken blij en verheugd. Voeren geanimeerde gesprekken. Want de Krim is voor de Russen als het beloofde land. Eén van de weinige plekken in dit enorme land waar de zon bijna altijd schijnt en waar het klimaat niet wreed en vijandig is. Logisch dus, dat een gevechtsvliegtuigje links of rechts geen impact heeft op de stemming en het blije gevoel.

Buiten gekomen hoef ik niet op zoek naar een taxi. Er staan tientallen voor de deur geparkeerd. En alle chauffeurs willen die buitenlander wel naar Jalta brengen. De vraagprijs is 3000 roebels, zeg maar 40 euro, voor een ritje van zo’n 80 kilometer. Niet meteen erg duur, maar na wat handjeklap heb ik de prijs al snel teruggebracht naar 2000 roebels. De chauffeur heeft haast. In een razende vaart scheren we over de bochtige weg. Het lijkt wel alsof er geen recht stukje weg bestaat hier op de Krim. Met regelmaat staat er een enorm billboard aan de kant van de weg, met een al even enorm portret van Poetin. Hij glimlacht zelfverzekerd naar de Krimse bevolking. Alsof hij ze wil vertellen dat het goed is, en goed zal blijven. Voor altijd. En mocht dit niet voor een ieder duidelijk zijn, het staat er voor de zekerheid ook nog geschreven: De Krim is van ons. Voor altijd.

Ik heb me voorgenomen een niet-representatieve steekproef te organiseren onder de lokale bevolking. Zoveel mogelijk mensen alhier vragen naar hun mening over de Russische annexatie en over Poetin. En mijn eerste slachtoffer is de taxichauffeur. Ik knik naar een van die borden en vraag naar zijn mening. Die is kort en zeer duidelijk. Poetin is een held en de annexatie is een zegen. En hij is niet de enige met zo’n mening. Daar ga ik de komende dagen wel achter komen.

 

Daar staat Masha, gekleed in een T-shirt met opschrift ‘Hardrock Café Chernobyl’. Hij glimlacht me welkom en duwt me spontaan een geigerteller onder mijn neus. Ik lees 0,15. Enigszins streng zegt hij dat ik dit getal moet onthouden, in ieder geval voor de rest van de dag. Vriendelijker vervolgt hij dat 0,15 betekent dat het hier op de Maidan, het centrale plein van Kiev, reuze meevalt met de radioactieve straling. Pas vanaf 0,30 wordt de situatie kritiek. Masha grinnikt, enigszins sadistisch, dat dit kritieke punt vandaag wel eens zou kunnen worden gehaald.

In de auto, op weg naar Tsjernobyl, zo’n 130 kilometer van Kiev, word ik verder geïnstrueerd. Zo dadelijk, wanneer we de 30 kilometer veiligheidszone binnenrijden geldt een groot aantal regels. In de eerste plaats, de wil van de gids is wet. Ik moet altijd naar hem luisteren. En vervolgens volgt een lange opsomming van verboden: niet eten, niet drinken, niet roken, niet plassen, geen honden of katten mee (?), niet van de gebaande paden, niet met open schoenen rondlopen, geen ontblote armen en benen en niets plukken. Blijkbaar kijk ik wat bedenkelijk na al deze verboden want Masha stelt me spontaan gerust dat het allemaal zeer veilig is in Tsjernobyl. Een passagier op een trans-Atlantische vlucht van Londen naar New York wordt blootgesteld aan meer radioactieve straling dan een bezoeker hier. Zo zegt althans Masha. Om eraan toe te voegen, wederom met zijn sadistisch lachje, dat het verschil is dat op zo’n vlucht de straling volledig kan worden beheerst. En dat is hier in Tsjernobyl niet het geval. Nog steeds namelijk kunnen radioactieve deeltjes uit de reactor door de wind worden meegevoerd.

Een streng uitziende man, gekleed in militair uniform, checkt mijn paspoort nauwgezet voordat we de 30 kilometer veiligheidszone binnenrijden. Alsof we een hypergevaarlijk en ontoegankelijk gebied binnentreden. Maar ondanks de strenge uitstraling en de sadistische glimlachjes ben ik niet overtuigd van het gevaar. Het lijkt meer een toneelstuk om de spanning verder te verhogen. Hoe kan het anders dat de gids hier 15 dagen per maand rondloopt. Bovendien, hij rookt als een bezetene en lijkt bepaald niet van plan hiermee op te houden. En wanneer hij vertelt dat er iedere dag rondom de reactor duizenden mensen aan het werk zijn, voel ik de spanning langzaam wegebben. Eén dagje wat extra straling op lijf en leden lijkt me dan weinig kwaad te kunnen.

Gevaarlijk of niet, sinister is het zeker. We passeren Salisa, tot 1986 een dorp met 3.000 inwoners. Nu is het overwoekerd, terug geclaimd door de natuur. Ergens verscholen achter de bomen zie ik af en toe een vervallen huis staan. Vandaag de dag heeft Salisa slechts 1 (!) inwoner. Een oude dame van 87 jaar oud, voormalig lerares van de school in dit dorp. Zij keerde terug in 1987 omdat ze nergens anders wilde zijn dan hier. Officieel mocht niemand terugkeren. Maar de autoriteiten stonden dit mondjesmaat en oogluikend toe. Sindsdien verbouwt ze in haar tuintje haar eigen groenten en fruit. Volgens de autoriteiten absoluut onverantwoord omdat juist de planten en de aarde extra radioactief zijn. Deze ene dame heeft hieraan geen boodschap. En wellicht heeft ze gewoon gelijk. Per slot van rekening, ze leeft hier al meer dan 25 jaar.

Iets verderop ligt Tsjernobyl, de stad waarnaar de reactor is genoemd. Hier is flink wat leven in de brouwerij. Opvallend veel zelfs voor een radioactieve stad. Overal lopen mensen. En niemand lijkt zich erg druk te maken over straling of ander ongerief. Een oude dame sjokt zelfs voorbij met groente in haar tas. Vraag me toch af waar dat dan vandaan komt. Uit haar moestuin hier om de hoek? Masha drukt ondertussen de geigerteller weer onder mijn neus. Ik lees 0,12. Lager dan in Kiev nota bene. Hij grinnikt om mijn verbaasde blik en legt nog maar eens uit dat het vooral de planten en de aarde zijn die radioactief zijn. Hier op het plein valt het allemaal overduidelijk nogal mee. Wel zijn ook hier de meeste huizen verworden tot bouwvallen. Slechts af en toe staat er een fatsoenlijke woning in fris geschilderde kleuren. Een teken van permanente bewoning. Maar de trots van het stadje moet toch wel de brandweerkazerne zijn. Een enorm gebouw waar maar liefst 355 brandweermannen zijn gehuisvest. Allemaal hier om elk radioactief brandje in de omgeving onmiddellijk te blussen.


Tsjernobyl, 1 Tsjernobyl, 2 Tsjernobyl

 

We laten de stad achter ons en vervolgen onze weg naar de reactor. Plotseling begint de zon uitbundig te schijnen. Alsof ze alvast wil compenseren voor de tragiek die gaat komen. Al snel rijden we een industrieterrein op. Reactoren 1 en 2 zien er vervallen uit. Meer dan 25 jaar buiten gebruik heeft sporen nagelaten. En dan sta ik zomaar oog in oog met reactor 4, waar op 26 april 1986 de fatale explosie plaatsvond. En natuurlijk staat Masha weer naast mij met zijn geigerteller. Ik lees 12, 18 en 25. Afhankelijk van waar we staan. Lichtelijk bezorgd kijk ik hem aan maar op zijn gezicht zie ik alleen die sarcastische glimlach. Wat me wel opvalt, is dat hij, voor de eerste keer vandaag, niet rookt. Toch zijn ook hier flink wat mensen aan het werk. Druk bezig met de bouw van een nieuwe sarcofaag voor reactor 4. De oude, die in allerijl werd gebouwd onmiddellijk na de ramp, om verdere verspreiding van de radioactiviteit te voorkomen, is namelijk aan het einde van zijn levensduur. Nog twee jaartjes. Maximaal. Nu maar hopen dat de oplevering van de nieuwe, gepland voor juni 2015, niet te veel vertraagd zal zijn.

Op zo’n 10 kilometer van de reactor ligt Pripyat, de stad die speciaal gebouwd werd voor de arbeiders in de reactoren. Hier woonden, destijds in 1986, 43.000 mensen op vredige wijze. Althans, de Sovjet propagandafilm die ik te zien krijg, wekt die indruk. Op 27 april moesten alle inwoners, halsoverkop, de stad verlaten. Binnen 3,5 uur waren alle inwoners geëvacueerd. Naar goed Sovjetgebruik zonder enige communicatie. Behalve dan dat het tijdelijk zou zijn en dat zij spoedig zouden mogen terugkeren. Een Sovjetleugentje om paniek te voorkomen. Want nog steeds woont hier helemaal niemand. Het is een spookstad. Alle gebouwen lijken op instorten te staan. Het hotel, restaurants, supermarkten, scholen, het zwembad en duizenden flats. Het is hier doodstil, alleen het gezoem van de duizenden muskieten verstoort de stilte. Nergens mag ik naar binnen, behalve in één van de scholen. Alles is hier kapot, van vloeren tot plafonds. En alles van enige waarde is gestolen. Er liggen alleen nog kapotgescheurde boeken en schriften. Als stille getuigen van een oorlog tegen een onzichtbare vijand.

 

 

Het opgeknapte deel van Odessa, nabij de Zwarte Zee, verken ik na de lunch. Lantaarnpalen, gekopieerd uit vroeger tijden, maken dat de sfeer als ouderwets mag worden gekenschetst. Vooral ook omdat de gebouwen in dit gedeelte van de stad vooroorlogs (welke oorlog is dit hier eigenlijk) zijn. Het meest gefotografeerde beeld van Odessa is Puschkin. Puschkin, de vertegenwoordiger van al het kwaad en het voorbeeld van wat de mensheid verafschuwt aan de man en tegelijkertijd adoreert. Hij, de deugniet, de verleider en de recalcitrant uit Moskou. Verbannen van aldaar vanwege wangedrag en al te vrijpostige opvattingen en met gesloten armen ontvangen in Odessa. Hij maakt zich binnen de kortste keren onmogelijk in upper class Odessa vanwege ordinaire versierpogingen. Een geslaagde flirt met de vrouw van de gouverneur en daarnaast met de vrouw van de opperbevelhebber maakt dat hij binnen het jaar dit kleinburgerlijk oord dient te verlaten. Maar blijkbaar kan dergelijk wanstaltig gedrag wel beklijven, aangezien, op dit moment, honderd jaar later, Puschkin als topper en ereburger van de stad wordt beschouwd. Zelfs het minimale museum, met prachtige Sovjetvrouwen, deelt mee in deze vreugde. Iets voor vijf uur in de middag kom ik hier binnen en eerlijk gezegd, alles wekt de indruk, dat ik de eerste bezoeker ben. Drie dames zitten in een donkere zaal, minimaal verlicht door een heel klein schemerlampje, te dommelen. Vreemd kijken ze op, verstoord in hun dagdromen bijna. Toch schieten ze vrijwel meteen in hun rol van toezichthouder. Zes uah, net geen euro, dien ik te betalen en voor dit bedrag krijg ik een toegangskaartje waarop CCCP (USSR) staat gedrukt! En zo is het ook qua sfeer in dit museumpje. De tijd heeft simpelweg stilgestaan. Drie ruimtes zijn er in het museum en 1 van de dames loopt met mij mee om, per kamer, de lichtknop om te draaien. Echt veel is er, eerlijk gezegd, niet te zien dus alras beland ik in de tweede ruimte. Voordat het licht hier aangaat, gaat eerst het licht uit in de eerste kamer. Zo sta ik dus een paar seconden in het donker, tussen allerlei Pushkin memorabilia, terwijl de baboeska langs me sloft op zoek naar de lichtknop. Het mooiste moment eigenlijk in dit museum. In een minuutje of tien zie ik het hele museum en na een vriendelijk ‘spaseba’ richting de dames vertrek ik.

      

Buiten wordt het inmiddels wat donker en met het verdwijnen van de zon neemt de kou rap toe. Het moment om even terug te gaan naar het hotel voor een moment van onthaasting. Ik heb gekozen te verblijven in het oude Sovjethotel Passage. Ietwat vergane glorie maar tegelijkertijd ligt de sfeer van de communistische wereld hier nog gewoon op het tapijt, in de hal en in de kamers. De entree is enorm groot en de spiegel is ruim groot genoeg voor een giraffe om zichzelf in te bekijken. Ook de hal op weg naar mijn kamer is minimaal zes meter hoog. En in mijn kamer kan ik met gemak een tango dansen en daarna in een andere ruimte een flikflak uitvoeren. Blijkbaar ging het allemaal om grootsheid en oppervlakte. Waarom vraag ik me af? Het meubilair in mijn kamers is heel duidelijk ook nog uit deze tijden. Het bed kraakt, is kort, te zacht. De sofa’s zijn versleten en zakken door. Het bad is roestig en de poten zullen binnenkort definitief breken. En alles ademt stof. Ondanks de aanwezigheid van een servicedame op iedere etage is het stof niet tegen te houden. Het komt simpelweg door de vele kieren en gaten, verschuilt zich in tapijten om in de avond en de nachten tevoorschijn te komen. Geen kruid tegen gewassen en geen servicedame die hier tegen kan werken. Trouwens, ook zo’n fenomeen in dergelijke hotels: servicedames. Voor een kopje thee, een gestreken overhemd of een gepoetste schoen is een telefoontje (of beter wandeling) naar haar voldoende. Overhandig het betreffende item en na kortere of langere tijd zal, tegen betaling van een minimaal bedrag, het gevraagde worden uitgevoerd. Welk een aangename, persoonlijke service.
De TV, het enige moderne apparaat in mijn kamer vertoont uitsluitend Russisch en Oekraïens entertainment. Zelfs CNN of BBC World wordt geboycot in dit hotel. Nodeloze buitenlandse inmenging blijkbaar. Aangezien de wedstrijd tussen Sportclub Grozny en Spartak Moskou me niet echt kan bekoren, besluit ik na een douche wederom de stad in te duiken. Iets van voedsel met iets van een biertje lijkt me wel wat.
Toevallig heb ik gedurende de dag een Ierse pub gespot in de belangrijkste winkelstraat en na een ruime dag rondwandelen besluit ik mezelf te trakteren op een pint bier en wat Engels vertier in deze pub. Ik word niet teleurgesteld want meteen bij binnenkomst hoor ik de Engelse muziek en luide stemmen van mensen die, ondanks het tamelijk vroege uur, al enigszins galmend hun verhaal doen. Niet omdat elders het bier niet te drinken is, in tegenstelling, de Baltika smaakt overal uitstekend. Maar na een dag Russisch en Oekraïens is mijn geest simpelweg toe aan iets dat makkelijker te verstaan en te begrijpen is. Mezelf onderdompelen in vreemde, of in ieder geval andere, culturen is nog steeds 1 van mijn grootste liefhebberijen. Maar hieruit ontsnappen met een pint en Engelssprekende mannen rondom is zeer zeker op zijn tijd ook prettig.

Is het toevallig dat al deze mannen sterk op elkaar lijken? Ooit geboren om zaken te doen in Odessa, zo lijkt het. Eerlijk gezegd, ze bevestigen alle vooroordelen van zakenmannen in deze contreien. Ze zijn slecht gekleed, gulpen enorme hoeveelheden bier naar binnen en zijn, waarschijnlijk onder andere hierdoor, nogal vettig tot vet. Ik weet welhaast zeker dat na nog wat biertjes de lokale stripteasetent op het program staat. Of in ieder geval, de discotheek waar de meisjes van plezier breed glimlachend op ze zitten te wachten. De zuurverdiende euro’s belanden vast en zeker ergens in tal van kanten of zijden slipjes of beha’s. Kortom, de hoofden zijn weliswaar groot en omvangrijk maar evengoed leeg. De barkeepster daarentegen fleurt de zaak bepaald op. Ze is perfect met haar prachtige, volle lippen, haar fantastische kapsel en haar heerlijke arrogante uitstraling.
Is het trouwens wel normaal dat ik, zelfs hier in Odessa, telkens over vrouwen schrijf? Daarvoor is een reis toch niet bedoeld? Alsof ik alle mooie vrouwen in Nederland en België al heb mogen aanschouwen! Of geeft dit aan dat deze stad op andere vlakken niet voldoende te bieden heeft? Welnu, ook dit is geenszins het geval. Zelden zo prettig gevoeld in een volkomen vreemde stad.
Ondertussen in de bar worden de stemmen luider terwijl het niveau van de conversaties omgekeerd evenredig afneemt. Een of ander vage Canadees staat aan mijn tafel. Begint na het standaard ‘where are you from’ ook meteen over de vrouwen te praten. Dus op dat vlak is hij niet vager dan ik ben. Hij informeert me dat na nog wat meer biertjes in deze pub, hij en zijn vrienden zullen vertrekken naar een discotheek waar de vrouwen wulps zijn. Ik ben wel benieuwd naar zo’n club en heb eigenlijk wel oren naar zijn voorstel ze te vergezellen. Zijn laatste opmerking maakt echter dat ik volkomen van mening verander. Hij vertelt me namelijk dat hij gisteren seks heeft gehad met een vrouw met slechts 1 oog. Ongetwijfeld wulps maar een vrouw met 1 oog is toch, hoe mooi voor de rest ook, onder mijn ondergrens.

Een ochtend Odessa in een notendop. Zoeken naar het ‘Waksal’ of treinstation om een ticket te kopen zodat ik deze stad morgen weer kan verlaten. Vreemd eigenlijk, voordat ik iets heb kunnen zien van deze stad plan ik alweer mijn vertrek. Bijzonder fenomeen toch dat, zelfs tijdens vakantie of reis, de druk van het moeten nooit ver weg is. Een vliegtuig vanuit Kiev naar Brussel wacht niet, althans niet op mij. Dus is het zaak te kunnen vertrekken alvorens te zien. Onderweg voltrekt zich het ochtendritueel van Odessa aan mijn ogen. Volle trams met mensen uit de voorsteden, allemaal op weg naar hun werkplek in het centrum. Opvallend bescheiden auto’s vormen een opvallend bescheiden file. Met een miljoen inwoners zou ik toch vermoeden dat zich ook hier de auto’s moeiteloos aaneen zouden rijgen, als kralen aan een ketting. Blijkbaar toch niet en wellicht mag een auto hier dan ook nog als iets van een luxe artikel worden beschouwd? Het treinstation vind ik zonder omwegen en het lukt me, in mijn gebroken Russisch, wonderwel eenvoudig een kaartje te bemachtigen voor de nachttrein morgenavond naar Kiev. Voor 130 uah (zeg maar 16 euro) slaap ik morgennacht met 3 wildvreemden in een coupé.
Naast het station bevindt zich de grootste openluchtmarkt van de Oekraïne en zelfs van de voormalige Sovjetunie. Kleurrijk, zoals altijd met prachtige baboeska’s, zoals alleen in deze contreien. Wat wel opvalt, is de kwaliteit van het fruit. In West-Europa eten we dit werkelijk nooit, behalve wellicht als appel- of perenmoes. Hier wordt het echter gewoon verkocht als eersteklas fruit. Peren vol wormen, appels vol bruine vlekken, geknevelde tomaten, champignons die duidelijk te laat zijn geoogst of te lang op deze markt hebben gelegen. Ergens, in mijn westerse geest, ben ik allergisch voor dit soort fruit en groenten. Dit is niet om te eten, dit is om onder de boom te laten liggen of in de grond te laten zitten. Hopend dat het goede mest zal blijken te zijn voor een volgende oogst. Desalniettemin, kleurrijk dus en daarnaast ook sfeervol, groen, rood, geurig en aangenaam, heel aangenaam. Des te meer van dit alles, des te beter het past bij een markt in Odessa. Is het trouwens voorstelbaar dat zo’n baboeska ooit een elegante, strakke en zelfs sexy jongedame is geweest? Dat ze zwierend door de binnenstad trok op iets te hoge hakken en het hoofd op hol deed slaan van de talloze Russische toeristen die deze badplaats massaal bezochten in vroeger tijden? Is dit dan ook het voorland van al deze hippe dames die op dit moment het hart in mijn keel doen kloppen en mijn testosteron naar onfeilbare hoogtes stuwen? En dan deze dames, misschien zijn ze vijftig of zestig, het is moeilijk te schatten, met te weinig tanden in hun mond of zelfs zonder tanden, met een iets te strakke, vooroorlogse jurk in een iets teveel uitgedijd lichaam. Het is een wereld van verschil maar toch zou het wel eens de waarheid kunnen zijn.
Ben ik dan een marktfreak te noemen? Whatever dit precies mag behelzen. In ieder geval vermaak ik me absoluut opperbest in zulke gelegenheden. Een flirt met een baboeska is bijkans het schoonste dat te bedenken valt. Ze vallen bij bosjes en zijn allemaal zo prachtig naturel. En ik val ook voor de een na de andere als ik een stuk kaas of hertenworst of varkensvet of noten aangeboden krijg. Proeven mag altijd, kopen ook.

    

Een ontbijt in het sandwich paradijs om al deze eerste indrukken van de dag te vieren beklijfd uitstekend. Een gezellige dikkerd bedient terwijl haar collega’s uitblinken in de sportschool. Althans, zo zien ze er uit. Opnieuw kan ik niet nalaten op te merken dat de benen de juiste lengte hebben, de buik strak is, de borsten puik zijn en de haren glimmen in het zonlicht. Jammer alleen dat een van die haren, van een van deze dames, op mijn bord en in mijn omelet is beland. Hoe smakelijk deze vrouwen ook mogen zijn, een haar eet ik toch liever niet. Op deze onvolkomenheid na smaakt de omelet prima. Ik meen zelfs de kaas van de baboeska’s te kunnen proeven. Indirect gekocht doet evengoed deugd.

En dan ben ik weg. Plotseling zwalk ik rond in de Oekraïne. Mijn geest is verdwaald, mijn gedachten eveneens. De Grote Markt van Groningen inruilen voor die van Brussel is nog te overzien. Maar opeens rondlopen op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev is toch andere koek. Ik zoek naar overblijfselen in het oranje maar vind niets. Het is uitsluitend grauw, de wind blaast alle kleuren weg, ook die uit mijn gezicht, en ik vraag me af of ik het recht heb hier te lopen. Duizenden mensen streden hier voor meer vrijheid en democratie, verbleven wekenlang in tenten in de gure Oekraïense winter.

En ik? Ik pak het vliegtuig uit Brussel en land 3 uur later bijkans op dit plein. Een beetje wind en de kou maken dat ik binnen het uur in een warm café zit, gretig mijn handen warm aan de verwarming en gulzig een driedubbele espresso bestel. De enige vraag die ik mezelf kan stellen is of ik ook het lef zou hebben gehad te protesteren op dit plein. Waarschijnlijk niet want protesteren zit niet in mijn systeem. Misschien had ik die anderen het vuile werk laten opknappen en daarna, vol enthousiasme, mee willen profiteren van het succes. Zonder reden mijn gespreid bedje verlaten, dat zou ik toch vooral niet doen. Ja, waarvoor heb ik eigenlijk gevochten in mijn leven? Voor nog net iets meer zekerheid en nog iets meer geld? Niet voor dit zelfs! Alles komt geleidelijk, een evolutie zonder persoonlijke inzet. En nu ben ik teleurgesteld omdat ik geen restanten zie van de oranje revolutie en duik ik, daarom, teleurgesteld het eerste het beste café in. Trouwens, de espresso is hier echt prima. Jammer alleen dat al die mensen massaal aan L&M’s lurken en alle vrouwen van die modieuze dunnen sigaretjes wegpaffen. Een rokershol, dat is het. Alle mannen zijn gehuld in zwarte leren jasjes, een Russisch merk jeans en goedkope schoenen. Gaat goed samen met de vierkante hoofden en het militaristische kapsel. De vrouwen, daarentegen, zwaaien zwierig met hun borsten. Zijn ze echt of gemummificeerd? Ik denk het laatste maar evengoed bekoren ze. Geen enkele man, tenzij homo, zal ongevoelig blijven voor de kwaliteit van de borsten van de Oekraïense dames. En het pronken is al even prachtig. Vooral in combinatie met die hooggehakte laarzen en pumps. Ergens weggeplukt uit een modieuze Sovjetzaak en veelal plastic. Maar de combinatie hak/borst maakt het desalniettemin tot een geniale.