Nieuws, het komt en gaat. Wat horen we tegenwoordig eigenlijk nog over de Krim? Bitter weinig. Verdrongen door belangrijker zaken als de vluchtelingencrisis en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Maar een paar maanden geleden domineerde de Krim, en zeker oostelijk Oekraïne, het nieuws. Toen was het er gevaarlijk. De mensen waren er ontstemd over de annexatie. De bevolking was verheugd over de Westerse reactie en de sancties opgelegd aan Rusland. Alles ademde treurnis. De Kalasjnikovs regeerden. Toen was de Krim een plek om te mijden. Als de pest. Zo ongeveer kan ik de berichtgeving in de westerse media samenvatten. En zo reageert mijn omgeving ook wanneer ik vertel dat ik met eigen ogen wil zien wat er gebeurt op de Krim. Vragende blikken. Enig hoofdschudden. Soms ronduit afwijzend. Zelfs een ‘wil-je-dood-vraag’ is mijn deel.
Op mijn beurt schud ik mijn hoofd. Geenszins ben ik zoiets van plan. Maar dat deze reacties mij overtuigen thuis te blijven is evengoed een illusie. Natuurlijk niet. Ik ben het namelijk zat te moeten horen dat de media overal ter wereld propaganda verkondigen. Behalve de onze. Ik erger me aan de eenzijdige berichtgeving van de Nederlandse media. Ik ben het beu te moeten luisteren naar bestuurders en leiders met bekrompen wereldse denkbeelden. Naar mannetjes en vrouwtjes die meningen ten gehore brengen over oorden waar ze nog nooit zijn geweest. Alsof zij het allemaal snappen. Alsof zij precies weten hoe de bevolking op de Krim denkt. Ik irriteer me aan het voortdurende prediken dat wij goed zijn en die anderen slecht. Of in ieder geval minder goed.
En dus ben ik op weg. Op naar die levensgevaarlijke Krim. Onderweg fantaseer ik over Kalasjnikovs. Over kogelregens. Over lynchpartijen. Ik denk na over Poetin; volgens velen de duivel in hoogsteigen persoon als het gaat over de Oekraïne en de Krim. Terwijl anderen in hem juist de verlosser zien. Ik mijmer over Jalta. Over Roosevelt en Churchill. Over de tsarenfamilie en hun liefde voor het schiereiland. Over de oorspronkelijke Tartaarse bevolking, die een wel heel roerige recente geschiedenis kent. Over Stalin, die woedend en achterdochtig als altijd, alle Tartaren, nog tijdens de Tweede Wereldoorlog, liet deporteren naar Oezbekistan, Kazachstan en Siberië. Op verdenking van collaboratie met nazi-Duitsland. Naar slecht Sovjetgebruik duurde de deportatie van een kwart miljoen mensen slechts enkele dagen. Over diezelfde Tartaren, die zo’n 50 jaar later, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, terugkeerden naar hun moederland. Waar ze heden ten dage letterlijk en figuurlijk knokken voor hun rechten. Ik droom van de bergen, de stranden, de zon en de lokale wijnen. En opeens besef ik me dat ik opgewonden ben. Nieuwsgierig. Ongeduldig. Ik wil de tegenstrijdigheid, die uit alle hoeken en gaten druipt, zelf ontdekken.
Toegegeven, ik ben lichtelijk nerveus wanneer ik aankom op het vliegveld van Simferopol. Hangt er hier een zekere spanning in de lucht? Of is het mijn eigen verbeelding? Die twee Russische gevechtsvliegtuigen die ik tijdens het taxiën aan mij voorbij zie gaan, dragen in ieder geval niet meteen bij aan de rust in mijn hoofd. Wanneer ik om me heen kijk, realiseer ik me dat mijn medepassagiers bepaald anders reageren. Ze kijken blij en verheugd. Voeren geanimeerde gesprekken. Want de Krim is voor de Russen als het beloofde land. Eén van de weinige plekken in dit enorme land waar de zon bijna altijd schijnt en waar het klimaat niet wreed en vijandig is. Logisch dus, dat een gevechtsvliegtuigje links of rechts geen impact heeft op de stemming en het blije gevoel.
Buiten gekomen hoef ik niet op zoek naar een taxi. Er staan tientallen voor de deur geparkeerd. En alle chauffeurs willen die buitenlander wel naar Jalta brengen. De vraagprijs is 3000 roebels, zeg maar 40 euro, voor een ritje van zo’n 80 kilometer. Niet meteen erg duur, maar na wat handjeklap heb ik de prijs al snel teruggebracht naar 2000 roebels. De chauffeur heeft haast. In een razende vaart scheren we over de bochtige weg. Het lijkt wel alsof er geen recht stukje weg bestaat hier op de Krim. Met regelmaat staat er een enorm billboard aan de kant van de weg, met een al even enorm portret van Poetin. Hij glimlacht zelfverzekerd naar de Krimse bevolking. Alsof hij ze wil vertellen dat het goed is, en goed zal blijven. Voor altijd. En mocht dit niet voor een ieder duidelijk zijn, het staat er voor de zekerheid ook nog geschreven: De Krim is van ons. Voor altijd.
Ik heb me voorgenomen een niet-representatieve steekproef te organiseren onder de lokale bevolking. Zoveel mogelijk mensen alhier vragen naar hun mening over de Russische annexatie en over Poetin. En mijn eerste slachtoffer is de taxichauffeur. Ik knik naar een van die borden en vraag naar zijn mening. Die is kort en zeer duidelijk. Poetin is een held en de annexatie is een zegen. En hij is niet de enige met zo’n mening. Daar ga ik de komende dagen wel achter komen.