Archive for April, 2018

Het is vrijdagavond, zo rond tien uur, en ik slenter door het centrum van Birobidzjan, de hoofdstad van de Joodse Autonome Republiek. Vol verwondering vraag ik me af waar de mensen zijn. Toegegeven, ik voel me al sinds gisteren alsof ik in absoluut niemandsland ronddool, evengoed, er wonen hier rond de 70.000 mensen. Willen zij geen vermaak? In de bioscoop zijn de lichten al gedoofd. Mochten ze al hebben gebrand vanavond. Bij het theater, lees ik op een affiche, is het eerste evenement gepland op 18 maart. Ruim twee weken wachten nog dus. Ook het café, waar ik eerder vandaag een koffie nuttigde, heeft de gordijnen gesloten. In het restaurant, op het centrale plein, waar ik gisteren in alle eenzaamheid een fantastische maaltijd nuttigde, zit ook nu helemaal niemand. Evenmin in de twee Chinese restaurants die Birobidzjan rijk is. Zal iedereen thuis, met de gordijnen toe en de verwarming op een graadje of 25, zoals te doen gebruikelijk hier in Rusland, naar de speech van Poetin luisteren? Naar het propagandapraatje waarin hij aankondigt dat Rusland wederom stappen heeft gezet richting perfectie? Waar hij het Westen schrik aanjaagt met de mededeling dat Rusland over wapens beschikt met een bereik tot aan de Zuidpool? Zit iedereen zich te verkneukelen over het nabije eldorado? Mochten de polls gelijk hebben, en in Rusland is dit altijd het geval, dan gelooft de bevolking in ieder geval heilig in Poetins woorden.

Maar, zo vraag ik me af, hoe werkt dit eigenlijk? Hoe kan een president zoveel steunbetuigingen ontvangen terwijl dit stadje en het platteland rondom overduidelijk worden genegeerd door de autoriteiten. Terwijl de binnenstad van Moskou in een razend tempo verwordt tot een pronkjuweel, liggen de straten in Birobidzjan er vervallen bij. Zelfs de sneeuw, die gisteren en vanochtend met bakken uit de hemel viel, kan de erbarmelijke staat van de wegen niet verbloemen. De stadsbussen lijken te zijn gemaakt in de tijd dat Rusland nog de Sovjetunie was. Ze rammelen roestend door de straten. Op de centrale markt, zo zag ik eerder vandaag, is vooral prullaria uit het nabijgelegen China te koop. Van enorme tijgerknuffels tot plastieken trapfietsen en mislukte kunstbloemen. De gepensioneerde verkopers moeten er, dit kan toch haast niet anders, een zware kluif aan hebben hun armzalig pensioentje op deze manier aan te vullen. En toch, zo zeggen de polls, stemt Birobidzjan over een aantal weken weer massaal op held Poetin.

Zal het dan de muziek zijn, die ik overal op straat, uit strategisch opgestelde luidsprekers hoor schallen, die de bevolking overtuigt? Zo word ik verblijd op een nummertje van de Police terwijl ik wacht bij de bushalte. Hoor ik een vrolijk Russisch deuntje wanneer ik rondwandel op het centrale plein. Eigenlijk vrees ik die vrolijkheid, omdat ik telkens verwacht dat de muziek wordt onderbroken door een bozige communistische hotemetoot, die een ieder oproept zich met gezwinde spoed naar de kolchoz te begeven.

Al deze gedachten maken me dorstig. Bij gebrek aan alternatieven besluit ik dat het tijd is voor een bezoek aan een ‘produkti’, de Russische variant op onze nachtwinkel. Tot mijn genoegen lees ik op de deur dat de winkel 24 uur per dag en zeven dagen per week open is. Bij binnenkomst groet ik de dame van dienst een vriendelijk goedenavond. Om een knorrig gemompel als antwoord te ontvangen. Ik kijk haar ietwat verbaasd aan en realiseer me dat haar gezichtsuitdrukking uitstekend overeenkomt met haar stemgeluid. Misschien is ze al 24 uur in touw en daarom niet meer in de beste stemming? Of ze baalt dat ze haar dienst hier moet draaien en niet naar Poetin kan luisteren?

Langs één van de muren van het winkeltje staat een rij koelkasten. Behalve wat water en frisdranken zijn ze voor het overgrote deel gevuld met flessen en blikken bier. D’r is dan ook volop keuze. Harpin bier uit China. Amstel en het onvermijdelijke Heineken. Asahi bier uit Japan. Plus een heel arsenaal aan Russische bieren, van bekendere als Botska, Baltika en Sibirskaya Korona tot lokale varianten als Amur en Oxota. Helaas, wanneer ik de koelkast wil openen, blijkt deze op slot. Ik draai me vragend om naar de kassadame, die mij wederom trakteert op een koele blik. Terwijl ze naar de klok knikt, spreekt ze in staccato Russisch dat na tien uur geen alcohol wordt verkocht. Verschrikt herinner ik me dat deze regel een aantal jaren geleden is ingevoerd om de alcoholconsumptie te verminderen. Ook hier, meer dan 8.000 kilometer van Moskou, wordt deze, zo lijkt het, strikt nageleefd.

Of het nu door mijn verschrikte blik komt, door een plotselinge vlaag van medelijden van de kassière of omdat regels in Rusland worden gemaakt om ze te negeren, is mij niet duidelijk. Opeens zwaait zomaar de deur van de koelkast open. Ik aarzel niet en in een ommezien staan er twee flessen Amur op de toonbank. Ze worden netjes in een niet-doorzichtige plastic tas gestopt en met een plotselinge glimlach om haar lippen wenst ze mij een prettige avond.

3. Market1f

Transsylvanië, ik associeer jou met Dracula, met huilende wolven en met kastelen. Ik verbeeld me dat ik op elke hoek van elke straat oog in oog kan komen te staan met bruine beren. Dat ik bij voortduring wagens, voortgetrokken door paarden, aan mij voorbij kan zien trekken. Transsylvanië, ik ken je niet maar toch weet ik veel van je. Dankzij Bram. Bram Stoker. Vanwege Bram geloof ik dat het hier in de herfst en in de winter akelig toeven is. Geloof ik oprecht dat dichte mist de zon verhindert uitbundig te schijnen. Dat stormachtige wind de bomen doet kreunen. Dat ’s nachts de mist optrekt, de wind gaat liggen en de maan een spookachtig schijnsel over de Transsylvanische heuvels doet schijnen. Dat het vooral dan sterk is af te raden buiten te zijn.

Transsylvanië, je werkelijkheid is zo anders. Ik associeer je met vriendelijkheid, met vrolijkheid, met kleuren en met schoonheid.  Ik verbeeld me dat ik rondloop in De Efteling, ben verdwaald in een sprookje van de gebroeders Grimm. Transsylvanië, ik geloof niet meer wat Bram mij probeerde te vertellen. Want hoe hard de wind ook waait of hoe dicht de mist ook is, jouw pracht is altijd zichtbaar.

Al dagen loop ik hier rond. Vaak in je hoofdstad Cluj-Napoca, maar evengoed in een Hongaars dorp ergens in de heuvels, onder de grond in een zoutmijn of in een sprookjeskasteel in Sighisoara. Ik drink prachtige Roemeense wijnen op zonovergoten terrassen. Hap van heerlijk zoete Roemeense desserts. Verbaas me over de fraai gekleurde huizen en huisjes her en der in het landschap.

Maar niets overtreft, of komt zelfs maar in de buurt, van die allereerste indruk. Bij het verlaten van het vliegveld. Daar zag ik haar. Haar ogen zijn hartstochtelijk en zo bruin als de allerbeste chocola. Subliem vermomd is ze in een prachtig gele jurk. Haar huid, heerlijk bruin gekleurd, doet mij denken aan Mesopotamië. Haar glimlach, speciaal voor mij, is zo warm en haar tanden zo wit. Als ware ik Dracula zelf reik ik spontaan naar haar nek. Probeer haar te zoenen op haar wangen. Maar resoluut stapt ze terug en waarschuwt me vurig met de woorden: ‘do not touch me’. Enigszins verbouwereerd kijk ik haar aan. Ze klinkt zo gedecideerd. Alsof mijn aanraking erger is dan een beet van Dracula zelf. Tegelijkertijd, het maakt me eigenlijk niets uit. Haar geur en haar aanblik doen mij al verheugd zijn. Dat aanraken, dat komt later wel. Desnoods wacht ik vier maanden.

Nu, na uren met haar te hebben gepraat, begrijp ik haar allereerste woorden. Ergens, verscholen achter haar pracht, ontdek ik een muur. Door haar zelf gebouwd. Ter bescherming van opdringerigheid, onechtheid en oppervlakkigheid. En ook, en misschien vooral, ter bescherming van haarzelf. In eerste instantie vond ik dit jammer. Want hoe graag was ik over die muur gesprongen. Maar nu realiseer ik me dat zij hierdoor alleen maar trotser, sterker, mooier en slimmer wordt.

Toch Dracula girl, ik wil dat je weet dat ik je mijn nek bied. Bijt me alsjeblieft. En sta me toe, je terug te bijten.