Posts Tagged ‘Reis’

Alle waarschuwingen ten spijt ben ik er toch. In Tuva. Vol verwachting klopt dan ook mijn hart wanneer ik Kyzyl, de hoofdstad, binnenrijd. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan maar niet geloven dat ik nog steeds in Rusland ben. Daarvoor zien de inwoners er te verschillend uit. Ik blijf denken dat ik ergens onderweg een grens ben overgestoken. Heb het gevoel in Mongolië te zijn beland. Niet alleen vanwege het uiterlijk van de mensen alhier. Ook vanwege de natuur. Op weg naar hier heb ik urenlang uitgekeken over groene, glooiende heuvels. Het deed mij dagdromen over nomadische stammen, jaks en yurts.

Tuva, map

Hier in Kyzyl is van dit alles weinig tot niets te merken. De Sovjets hebben ook in dit deel van hun rijk hun uiterste best gedaan de stad een Russisch karakter te geven. En dat is ze opperbest gelukt. Brede wegen. Lada’s. Een standbeeld van Lenin. Orthodoxe kerken her en der. Cyrillische teksten. Het ademt allemaal Rusland. Alleen, die vermaledijde inwoners met hun Mongools uiterlijk maken elke poging tot Russificatie een vruchteloze.

Ik slenter door het centrum, op zoek naar vermaak en vertier. Maar eerlijk gezegd, al te indrukwekkend is het allemaal niet. De lucht is grijs en het regent voorzichtig. Met enige regelmaat rijdt zigzaggend een Lada voorbij. De talrijke kuilen en gaten ontwijkend. Op de hoek van de Lenin- en de Karl Marxstraat (inderdaad, ook de straatnamen zijn hier identiek aan die in andere Russische steden) heeft die enorme regenbui van eerder vandaag voor flink wat overlast gezorgd. De straat staat hier blank. Een vijftal mannen probeert het water in een aftandse tankauto te pompen. Veel meer gebeurt er niet. Alsof de 100.000 inwoners van Kyzyl massaal hebben besloten zich vandaag niet te laten zien. Na een uurtje slenteren oordeel ik voorzichtig dat het hier nogal armetierig is. Op zich een weinig verrassende conclusie. Want van alle 83 deelstaten in Rusland is Tuva het meest afhankelijk van steun van de centrale overheid in Moskou. Bij gebrek aan natuurlijke hulpbronnen, industrie of handel komt maar liefst 98% van het budget van de deelstaat Tuva rechtstreeks van Poetin en consorten.

Enig commercieel inzicht is de lokale autoriteiten toch niet vreemd. Bij gebrek aan bezienswaardigheden hebben zij namelijk een ietwat kunstmatige toeristische attractie ontwikkeld. Een creatieve, of wellicht verveelde, medewerker van het stadhuis van Kyzyl besloot op een goede dag de kaart van Azië uit de Russische Bosatlas te knippen en deze vervolgens op zijn middelvinger te laten balanceren. Volgens mij niet meteen een teken van extreem hoge werkdruk. Maar wat bleek? Inderdaad, Kyzyl is het middelpunt van Azië! Enthousiast deelde hij zijn vondst met zijn superieuren. En ook zij zagen wel brood in deze ontdekking. Sindsdien is er, op zo’n 500 meter vanwaar Lenin op zijn sokkel staat, het ‘ Centrum van Azië Monument’. Als toerist natuurlijk een niet te missen attractie. En zo sta ik dan ook al vrij snel oog in oog met het monument. Het doet me aan Manneken Pis denken. Niet omdat het daarop lijkt, maar omdat het bij mij dezelfde vraag doet opkomen: ‘Is dit het nou?’ Ik maak een paar foto’s en maak vervolgens rechtsomkeert. Overigens, Kyzyl is niet de enige plek die claimt het centrum van Azië te zijn. Ergens in de omgeving van Urumqi, in Chinees Xinjiang, staat een soortgelijk monument.

Centre of Asia Monument           National Museum, Kyzyl

Op weg naar het Nationaal Museum word ik uitgenodigd aan een boeddhistisch gebedswiel te draaien. De allereerste keer dat ik zo’n uitnodiging ontvang hier in Rusland. Ik sla het dan ook niet af en draai hartstochtelijk. Nu maar hopen op een goed karma voor alle inwoners hier. Eenmaal in het museum word ik hartelijk welkom geheten door een dame die fantastisch Engels spreekt. Ze vraagt of ze mij een rondleiding mag geven. Blij te zijn verlost van de eeuwige tweestrijd die ik voer met het Russisch, stem ik maar wat graag in. Verheugd veert ze op. Zich meteen verontschuldigend voor haar beperkte kennis van het Engels. Iets waarin ze het komende uur zal blijven volharden. Daar kan mijn voortdurende opmerking dat haar Engels vloeiend is, niets aan veranderen.

Mijn gids is een kostbaar geschenk uit de grijze Tuvaanse hemel. Ze vertelt honderduit over Tuva, de geschiedenis, de mensen, de cultuur, Kyzyl, de Russen. En vooral over Arzjan 2 (ook wel bekend als de Vallei der Koningen), een archeologische vindplaats, zo’n 60 kilometer ten noordwesten van Kyzyl, uit de vroeg Scythische periode. In het museum is aan Arzjan 2 een permanente tentoonstelling gewijd. ‘De trots van Kyzyl’, zo zegt mijn gids. Deze zaal binnentreden kan dan ook niet zomaar. Daarvoor zijn de Scythische schatten te waardevol. Eerst moet een bewaker allerlei grendels en sloten van een zware, ijzeren deur losmaken. Zoveel voorzorgsmaatregelen en beveiliging in Kyzyl? Het moet welhaast een voorbode zijn tot iets bijzonders.

Eenmaal binnen bevind ik me in een vrij donkere en koele ruimte. Een tiental vitrinekasten, subtiel verlicht, trekken dan ook logischerwijs mijn aandacht. En in één oogopslag zie ik dat hier pracht en praal wordt tentoongesteld. De archeologen van dienst in Arzjan 2 hebben een echte schat gevonden. Meer dan 20 kilo aan gouden voorwerpen in allerlei vormen. Opgegraven tussen 2000 en 2003, maar stammend uit de zevende eeuw voor Christus! Duizenden jaren lang slaagde geen enkele plunderaar erin, ondanks talloze verwoede pogingen, de centrale grafkamer te vinden. Om de tuin geleid door de architecten van de Scythische heersers. Inderdaad, er is ook een Arzjan 1. Alleen hierover heeft de gids niets te melden. Simpelweg omdat plunderaars het heilige der heilige van dit graf wel hebben leeggeroofd.

De gouden halsketting van de koning is het stralende middelpunt van heel veel glorie. Op mijn wellicht ietwat knullige vraag hoeveel zo’n ketting kost, antwoordt mijn gids, licht spottend, dat deze van onschatbare waarde is. Historisch erfgoed is onbetaalbaar. Zelfs niet met een gouden credit card. Maar niet alleen de heerser werd met een overdaad aan schatten begraven. Met hem werden ook zijn vrouwen, zijn concubines, zijn adviseurs en zijn paarden gedood en overladen met schatten bijgezet. Allen waren zij nodig om de heerser te assisteren in zijn volgend leven.

Het is toch wel heel bijzonder, blijf ik maar denken, dat in het arme Tuva, naar alle waarschijnlijkheid, nog steeds enorme hoeveelheden rijkdom ondergronds te vinden zijn. Misschien her en der toch maar eens wat kuiltjes graven de komende dagen.

 

Zondagmorgen acht uur en ik sta al op het station. Van Krasnodar. Te wachten op de trein naar Sochi. Ondanks het vroege uur is het al flink warm. Zelfs op slippertjes, in kort broekje en T-shirtje kostte het me nog aardig wat zweetdruppels mijn koffer de trappen op en af te slepen. Verhit en met klotsende oksels probeer ik weer op adem te komen. Nu maar hopen dat de trein modern is en een airco heeft.

Wanneer even later de trein het station binnenrolt, zie ik meteen dat mijn hoop op een airco een ijdele is. Het is een oud gevaarte. En alle ramen die open kunnen, staan dan ook open. Niet dat dit meteen veel helpt overigens. Russische treinen zijn weliswaar uitstekend warm te krijgen. Zelfs midden in de winter is het binnen met gemak dertig graden. Maar frisse en koude lucht in hartje zomer is een utopie. Dat wordt dus een warm dagje vol ontblote bovenlichamen en puffende en steunende mensen rondom. En omdat deze trein ruim 20 uur geleden al is vertrokken uit Moskou, wat betekent dat veel van mijn toekomstige medepassagiers erin hebben gegeten, gedronken, geslapen en wie weet wat nog meer, zullen ook de geuren niet meteen de aangenaamste zijn. Een combinatie van oud zweet, worsten, fruit, bier en slaap, zo vermoed ik.

Ondanks de afstand van 1.200 kilometer tussen Moskou en Krasnodar arriveert de trein stipt op tijd  op het station. Werkelijk op de minuut nauwkeurig. Ooit verbaasde ik me hierover. Inmiddels heb ik me wel gerealiseerd dat de Russische spoorwegen twee fantastische manieren hebben gevonden altijd op tijd te zijn. Allereerst, de gemiddelde snelheid ligt behoorlijk laag. Voor deze trein zo rond de 60 kilometer per uur. Inderdaad niet meteen een voorbeeld van een hogesnelheidstrein. Ten tweede, op belangrijke stations staat de trein zomaar 30 tot 40 minuten stil. Zogenaamd om bij te tanken, eventueel van machinist te verwisselen en dergelijke. Maar het geeft ook mooi de gelegenheid eventuele vertragingen probleemloos goed te maken.

Net als ik op het punt sta mijn wagon en mijn zitplaats op te zoeken, komen drie imposante dames afgedaald van de stationstrap. Ik schat ze in totaal toch op ruim 400 kilo. Twee zijn echt enorm en de derde is hard op weg enorm te worden. Gekleed in ultrastrakke leggings (welke legging zit niet strak om zulke benen?)en in niets verhullende hemdjes. Overduidelijk met de konijnen los in hun hokken. Ik kijk gebiologeerd toe. Uiterst langzaam schrijden zij voort. Op naar hun eigen wagon, zo vermoed ik. Gelukkig voor ze dat die Russische spoorwegen geen haast hebben op stations!

Of het nu mijn starende blik is, mijn opengevallen mond of slechts toeval, ik heb geen idee. Feit is wel dat de dunste van de drie, die ik toch nog steeds op 120 kilo schat, juist aan mij vraagt waar wagon 12 is. Ik antwoord in het Russisch dat ik dit niet weet. Drie woorden slechts. Maar evengoed voldoende om mijn buitenlandse afkomst te verraden. Honderdtwintig kijkt me verrukt aan en mindert langzaam vaart. Een buitenlander! Zo lees ik in haar ogen. Hier in Krasnodar! Langzaam komt ze in mijn richting geschuifeld. Het is duidelijk, ze wil meer weten van die lange. Ook dat lees ik in haar ogen.

Haar twee enorme vriendinnen hebben inmiddels gemerkt dat Honderdtwintig niet meer in de buurt is. Ook zij houden daarom langzaam halt. Ze schreeuwen naar Honderdtwintig dat ze niet moet talmen. Het is aan dovemansoren gezegd. Die trein wacht wel, maar die buitenlander wellicht niet. En zo staat ze voor me. Met iets van een begeerlijke blik. Ik kan natuurlijk makkelijk ontsnappen. Zeker weten dat ze me niet kan bijhouden. Toch blijf ik gewoon staan, het is ook veel te warm om te vluchten. Ik glimlach een beetje schaapachtig, vermoed ik. Niet precies wetend wat te doen. En zo staat zij eigenlijk ook tegenover me. Misschien realiseert ze zich dat er een kans is dat ik haar niet zal begrijpen? Misschien wilde ze mij alleen maar van dichtbij zien? Misschien is ze opeens verlegen?

Inmiddels schreeuwen haar vriendinnen moord en brand. Wat ze precies zeggen, krijg ik niet helemaal mee. Maar de ‘bljads’ en ‘sukas’ zijn niet van de lucht. Grimmigheden alom, zoveel is dus wel duidelijk. En het blijkt dat Honderdtwintig hiervoor niet ongevoelig is. Want opeens draait ze zich om, werpt me in haar draai een raadselachtige glimlach en een kushandje toe en vertrekt.