Bloedheet is het hier binnen. Die Russen verwarmen hun appartementen altijd tot sauna-achtige temperaturen. En ik kan aan verwarmingsknoppen draaien wat ik wil, het helpt geen zier. Het blijft heet. Centrale verwarming wordt hier echt centraal geregeld. Alsof er ergens in Irkoetsk een apparatsjik aan de centrale verwarmingsknop draait. Opgeleid met de logica van, des te kouder buiten des te warmer binnen. En omdat het buiten minus 21 graden is, geeft hij nog een extra zwengel aan zijn verwarmingsknop. Met als gevolg dat ik peentjes zweet.
Er rest mij niets anders dan te ontsnappen. Al was ik dat hoe dan ook van plan. Het is per slot van rekening vrijdagavond. En omdat ik morgenochtend al in het vliegtuig naar Moskou zit, heb ik alleen vandaag de kans het nachtleven alhier te verkennen. Dus strijk ik mijn shirtje. Tover mijn dansschoentjes tevoorschijn uit de koffer. En ben op weg.
Eerst maar iets eten, zo lijkt me. Op naar Kochevnik, een Mongools restaurant. Veel exotischer kan een vrijdagavond toch niet beginnen? Bij binnenkomst zie ik dat de tent vol zit met Boerjaten, een op Mongolen lijkend volk dat vooral rondom het Bajkalmeer woont. Ze hebben iets te vieren. Dit is wel duidelijk. De tafels staan boordevol voedsel, wodka, mors, wijn en dergelijke. Ze hebben dikke pret. Ook dat is wel duidelijk. Ik zet mezelf aan een tafel en vraag de dame van dienst wat ik kan bestellen. Nieuw als de Mongoolse keuken voor me is, heb ik werkelijk geen idee. Ze wijst me een gerecht, getiteld ‘All Mongolia’. Het lijkt mij de juiste keuze. Net als het Mongoolse biertje, dat weinig verrassend Dzjengis Khan heet. Alsof ook de Mongolen zelf geen andere Mongool kennen.
Het voedsel is prima, al is het zware kost. Geprepareerd voor de Mongoolse nomaden die, alvorens hun tochten over de steppe te kunnen aanvangen, voldoende calorieën naar binnen dienen te werken. Om de kou te kunnen verdragen. En omdat een volgend maal wellicht lang op zich laat wachten. Met wat fantasie kan ik mijn tochtje naar het Bajkalmeer, waarvan ik net terug ben, als zo’n woeste tocht beschouwen. Drie dagen pap en een schamel belegd plakje brood voor het ontbijt hebben mij hongerig gemaakt als een nomade. Zo hap ik hordes calorieën naar binnen. Gulp de inhoud van drie flinke Dzjengis Khan flessen bier naar binnen en voel me helemaal het mannetje.
Klaar voor de dancing. Dat is wel duidelijk. En nodig bovendien. Met zoveel voedsel in mijn systeem dient er gedanst te worden. Op naar de Boerjatendisco, een koude kilometer verderop. De portier van dienst neemt zijn taak uitermate serieus. Hij fouilleert mijn voorgangster uitgebreid. Roert met een stok kritisch door haar tas. Kijkt haar snibbig aan. Dan mag ze naar binnen. Vervolgens is het mijn beurt. Fouilleren. Zakken legen. Snibbige blik. En een mompelende vraag over ‘narkotiki’. Ik schud van nee, vertel maar niet dat ik Nederlander ben, en mag doorlopen.
Ik zetel me op een van rood skaileer gemaakte bank. De rugleuning is zo hoog dat twee zoenende Boerjaten er probleemloos achter verdwijnen. Dat is althans de gedachte die bij mij opkomt. Zoenen mag, maar dan wel ongezien. Waarom anders zulke leuningen? Met een Heineken op tafel kijk ik uit over de dansvloer. Die volkomen leeg is. Wellicht omdat het nog te vroeg is? Of omdat het morgen, alhoewel zaterdag, bij uitzondering een normale werkdag is?
De dansvloer mag dan leeg zijn, de DJ doet evengoed zijn best het zestienkoppige publiek te vermaken. Amerikaanse en Russische dansplaten volgen elkaar in rap tempo op. Alleen, niemand danst. Totdat een Russische meezinger uit de speakers schalt. Plotsklaps gaat er een deurtje open aan de achterzijde van de dansvloer. Een hele horde Boerjaten stroomt de dansvloer op. Rechtstreeks vanaf de steppe op de dansvloer? Overduidelijk niet. Wel hebben ze hebben al flink van de wodka en dergelijke gesnoept. Overduidelijk wel. Wild enthousiast springen ze rond. Zingen uit volle borst. Eén dame, gekleed in een gele jurk gemaakt van gordijnenstof, wipt met haar fikse bips spontaan mijn biertje van tafel. Ze merkt niets en ik zeg niets. Wat geeft het ook? Per slot van rekening, ik heb genoeg bier gehad. Het is tijd voor wodka.
Na drie plaatjes verdwijnen de Boerjaten even snel als dat ze kwamen. Door dezelfde deur. Ongetwijfeld om meer te drinken en te eten. Maar de ban is gebroken en het publiek, inmiddels ook wat talrijker, danst volop. Jonge meisjes in hippe outfitjes, in ieder geval voor Irkoetsk standaarden, dansen uitdagend. Gadegeslagen door stoer kijkende en voorzichtig heupwiegende mannetjes. Het doet me denken aan vroeger. Aan Just Fancy. Het doet me denken aan nu. Aan Les Jeux d’Hiver. Eigenlijk is het precies hetzelfde. Ook hier wordt gedanst. Gedronken. Geflirt. Gepronkt met lijf en leden. Bij voortduring op het mobieltje geloerd. Irkoetsk mag dan 6540 kilometer verderop zijn, de verlangens zijn eender. Het publiek mag dan gelijken op Dzjengis Khan, hun wensen zijn identiek.
Na wat danspassen op een andere Russische meezinger, die ik evengoed niet ken, een shotje wodka en een glazige blik naar een Boerjatse schone vertrek ik. Op mijn dansschoentjes de koude, donkere nacht in. Ongetwijfeld staat de thermometer lager dan die minus 21 van eerder vanavond.