Posts Tagged ‘Worstelen’

Mijn oorspronkelijke plan, met een Lada door Tuva te toeren, heb ik laten varen. Vooral omdat, buiten de stadsgrenzen van Kyzyl, de staat van de wegen dramatisch is. Mijn gids babbelde over wielophanging en stugge vering. En over voortdurende mechanische problemen bij Lada’s. Als een volleerd verkoopster van luxueuze en moderne auto’s. Ze overtuigde me. Eigenlijk zonder noemenswaardige moeite. En zo stapte ik deze ochtend in een heuse Toyota Landcruiser. Nu zoeven we met gezwinde spoed over de M54 (de weg die Tuva verbindt met Abakhan, de hoofdstad van Chakassië en vanaf daar met de rest van Rusland). En ik ben maar wat blij met die Landcruiser. Op deze hoofdweg rijden ze wel, de Lada’s. In de mooiste kleuren zelfs. Maar ze lijken haast stil te staan. Lastige obstakels zijn het voor deze Landcruiser.

We zijn op weg naar Arsjan 2, een grafheuvel uit de 7e eeuw voor Christus, die pas in de 21e eeuw is blootgelegd. De gevonden schatten zijn tegenwoordig vooral te bewonderen in het National Museum in Kyzyl en in de Hermitage in Sint Petersburg. Maar archeologen geloven dat in de directe omgeving van Arsjan 2 nog veel meer waardevols uit oude tijden is te vinden. En daarom blijven ze zoeken. Geholpen door studenten uit binnen- en buitenland. De hele zomer lang zijn zij druk geweest met het afgraven van een stukje Tuvaanse aarde. En vandaag is de laatste dag van deze exercitie. Reden genoeg voor een feestje. En ondanks het feit dat ik geen kuil heb gegraven ben ook ik uitgenodigd.

De lucht is blauw. De zon schijnt uitbundig. En op een geïmproviseerd podium houdt een Tuvaanse dame een toespraak. Ze bedankt de studenten voor hun inzet. Dankt ook de leiding voor hun gedrevenheid. Prijst de geldschieters, de lokale overheid en natuurlijk het verantwoordelijke ministerie in Moskou. Iedereen is stil, al zie ik wel dat de studenten meer oog voor elkaar hebben dan voor de spreekster. Wekenlang zaten zij op elkaars lip op het Tuvaanse platteland, dat moet toch ook welhaast tot romances leiden. Heel lang duurt haar speech niet, alsof ze weet dat niemand luistert. Ze maakt plaats voor een aantal zeer hippe Tuvaanse dames en heren die een spetterende modeshow ten beste geven. Dans en outfits zouden niet misstaan op een catwalk in Milaan of New York.

En dan zijn we weer op weg. Wat een geweldig stukje aarde, dit Tuva. De heuvels zijn zo vredig groen. De inwoners, ondanks hun imago van woest- en ledigheid in Rusland, zo vriendelijk en gastvrij. De yurts in het landschap en de voorbijtrekkende nomaden doen denken aan lang vervlogen tijden. Keelzingende mannen. Worstelende mannen. Sjamanen in woeste pakken die extatisch dansen. Boeddhisme en haar rustgevende invloed. Kuddes rendieren.

Van het keelzingen krijg ik in de auto al een prachtig voorproefje. Urenlang wordt mijn gehoor verblijd met gorgelende mannenstemmen. Het is als loungemuziek. Aperelaxed word ik ervan. Ik kan me ook helemaal voorstellen dat er ooit een Tuvaan was die, gezeten voor zijn yurt, opeens begon te keelzingen. Gewoon omdat het landschap hem hiertoe inspireerde. En des te langer ik naar de keelzingende mannen luister, des te meer ik hoop dat op een dag dit Tuvaans ensemble zal doorbreken in Nederland. Ze verdienen het.

‘s Avonds laat, het is al bijna middernacht eigenlijk, komen we aan in Chaa-Xol, het geboortedorp van mijn chauffeur. Hij is dan ook zichtbaar opgetogen en opgewonden. Eigenlijk zijn we op weg naar een kamp, 2 uurtjes verderop, waar Poetin en Medvedev ook met regelmaat verblijven. Om de Kremlin stress van zich af te vissen en te jagen. Maar bij het binnenrijden van zijn geboortedorp hapert opeens de rechtervoet van de chauffeur. Hij heeft niet meer zo heel veel zin nog verder te rijden. Liever blijft hij hier om gezellig te keuvelen met vrienden en bekenden. En eerlijk gezegd, ik kan me er wel in vinden. Ergens op een bed slapen in plaats van nog twee uur door de Tuvaanse nacht te jakkeren.

Maar waar te verblijven in dit dorp? Een hotel is er niet. Een ziekenhuis evenmin. En de plaatselijke school is op dit moment van de dag niet meer open. Bovendien, iedereen die hier buiten loopt, is op zijn zachtst gezegd stomdronken. Volgens mijn gids omdat het vrijdagavond is en omdat het bruiloftseizoen in volle gang is. Mag allemaal wel zo zijn, ik vind het een vreemde binnenkomer. Zwalkende mannen en vrouwen in de onverlichte straten. Op weg naar huis? Of naar een andere bruiloft?

De chauffeur probeert manmoedig een fatsoenlijk gesprek aan te knopen. Maar voor zover ik het kan inschatten lukt hem dat vrij matig. Veel schoudergeklop en algeheel plezier. Dat wel. Maar een slaapplaats levert al deze gesprekken vooralsnog niet op. Ik wacht geduldig. Zing op verzoek van de gids een Nederlands lied voor haar. Godbetert nog aan toe kan ik niets beters bedenken dan het eerste couplet van gezang 477: ‘Geest van Hierboven.  Leer ons geloven…’ Als antwoord zingt de gids prachtige liederen over onbeantwoorde en verloren liefdes.

De chauffeur is inmiddels ergens over een schutting geklommen. Blijkbaar zijn andere maatregelen noodzakelijk om hier een slaapplaats te bemachtigen. Na een aantal minuten keert hij hoofdschuddend terug. In deze herberg is geen plaats. Familiebezoek uit de hoofdstad maakt dat alle bedden in dit huis bezet zijn.

Of het van gezang 477 komt, weet ik niet. Maar opeens begin ik te vrezen dat ik vanavond wel eens in een stal zou kunnen belanden. De chauffeur kijkt namelijk nogal teleurgesteld en ergens meen ik zelfs wat wanhoop waar te nemen. Maar opgeven of doorrijden doen we voorlopig nog niet. In plaats hiervan rijden we nog een rondje door het dorp. Nog steeds zie ik niets dan zwalkende mensen die werkelijk geen benul lijken te hebben van hun omgeving.

Plots gaat de telefoon van de chauffeur. Een gesprek in onbegrijpelijk Tuvaans volgt. Maar ik zie wel een glimlach verschijnen. En een schittering in zijn ogen. Volgens mij is de zaak beklonken. We rijden nog een rondje door het dorp en parkeren vervolgens voor een houten huis. Opnieuw klimt de chauffeur over een schutting en verdwijnt. Om een aantal minuten later op dezelfde manier terug te keren. De slaapplaats is geregeld.

We kunnen slapen bij de broer van iemand. Wie die iemand is, is mij niet duidelijk. En eerlijk gezegd, het maakt me ook niet zo heel veel uit. Het is inmiddels half twee en ik vind alles prima. In de woonkamer tovert de vrouw des huizes een IKEA-achtig bankje om tot bed. Met de broer van iemand drink ik intussen een fles bier op het erf en rook ik een sigaretje of drie. Zijn Russisch is even gebrekkig als het mijne. Dus al te soepel verloopt het gesprek niet. Toch begrijp ik dat zijn ouders nog nomaden waren. En hij mag dan de trotse eigenaar zijn van een echt huis, in zijn hart is ook hij nog een nomade.